Over de last, die men vroeger, vooral in de winter, van het water ondervond, is heel wat te vertellen. Wie iets wil weten, wat dit betekende in de Alblasserwaard, kan terecht in “De waterwolf slaat toe” van M. Schakel. Maar hoe was dit in deze omgeving?

De Diefdijk werd aangelegd om de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden te beschermen tegen het hoge water, dat naar deze streken kwam als gevolg van dijkdoorbraken in de Betuwe. Hoe vaak heeft die dijk al niet dienst moeten doen? Dat is niet eens nauwkeurig na te gaan.

Ook op zijn beurt brak de Diefdijk af en toe door en ontstonden de wielen. Het grootste hiervan is het Kruithofwiel onder Schoonrewoerd. Het is vooral ontstaan na de doorbraak in 1572.
Of het water nu hoog of minder hoog tegen de Diefdijk stond, of er overstromingen plaatsvonden van de landen onder Acquoy, weten we vaak niet eens. Wel weten we, dat in sommige jaren de boeren onder Acqouy vermindering of kwijtschelding van pacht verzochten aan de rentmeester der Domeinen, omdat het water al hun land had bedorven. Volgens het pachtcontract konden ze daar aanspraak op maken.
Een eigenaardige bron over de last, die het water veroorzaakte, vormt de mededeling in de notulen van de kerkenraad van Leerdam, dat de overlast van het water het huisbezoek had verhinderd. Uit deze verslagen blijkt, dat het de gewoonte was, dat een predikant met een ouderling vier maal per jaar bij iedereen huisbezoek deed. In herfst en winter verontschuldigden zich de predikanten, dat ze de buitengemeente niet hadden kunnen bezoeken door weers- of wateromstandigheden. De wegen waren in die dagen vaak onbegaanbaar.
Vooral na 1700 zijn er veel jaren, dat alles plas en dras stond. Door het hoge water in de polders was er geen doorkomen aan. De twee ouderlingen, die buiten de stadsmuren woonden, werden verontschuldigd voor het niet aanwezig zijn op de kerkenraadsvergaderingen. Anders stond op afwezigheid zonder noodzaak een boete. Bij hoog water behoefden ze die niet te betalen.

Waarom kon men het water niet kwijt?

Er waren in die tijden reeds goede watermolens, die vaak dag en nacht maalden. We moeten er echter om denken, dat niet alleen het regenwater de schuldige was, maar veel meer het kwelwater, dat onder de Diefdijk en de andere dijken door naar binnen sijpelde. Vooral de polders Kortgerecht, Oud- en Nieuw Schaaik hadden veel last van dit kwelwater.
Als een dijk doorbrak, moesten de ingelanden van de polders per mergen de lasten van herstel betalen, maar deze polders werden slechts voor het halve aantal mergen, dat ze hadden, aangeslagen. Men noemde dit: per gevouwen mergen. Voor de bedrijven betekende dat een verlichting van de lasten, die ze wegens de hoge bemalingskosten moesten opbrengen.

Uit de opbrengsten van het tiendblok op de polder Nieuw-Schaaik en wel het blok tussen de Schoonrewoerdse Kerkweg en de boerderij “Het Zonnekuiken”, is zelfs na te gaan, of we een jaar van veel of weinig kwel te maken hebben.

De hoge waterstand op de polder Acquoy leverde veel last op. In sommige jaren stond in die polder zoveel water, dat men de koeien op de dijken moest laten grazen. Het land kwam dan in de zomer eerst vrij van water en de koeien moesten zich met wat vlotgras tevreden stellen. De opbrengsten van het vee vielen dan erg tegen. Geen wonder, dat de boeren dan om terugbetaling of vermindering van de pachtsom vroegen.
De Sonsbrug, eigendom van de graaf van Leerdam en de graaf van Culemborg, moest bijna ieder jaar worden hersteld. Bij hoog water dreef de brug op en de houten vloer spoelde weg. De boeren op de Diefdijk konden hun pachtlanden op Acquoy dan niet meer bereiken. Er was zelfs in de jaren rond 1700 sprake van, dat men maar een stenen brug moest bouwen. Dat heeft echter nog meer dan ene eeuw geduurd. Eerst na een goede beheersing van het Lingewater kon van een stenen brug sprake zijn.

R. v.d. Berg

Jaargang 1 nr. 2