Met veel genoegen volg ik Arie de Klerk op zijn geschiedkundige “speurtocht” door Leerdam en omgeving; zelfs tot in het kwalijk riekende Schavet.
Nu trof men in het verleden in dorpen en steden vaak open riolen aan. Tot na de Tweede Wereldoorlog liepen er beken door de dorpen die langs de oostrand van de Veluwe liggen. De plaatselijke industrieën loosden er zonder bezwaar hun afvalwater op. Het ongezuiverde water stroomde in het Apeldoorns Kanaal, dat in de zoele zomermaanden een vreselijke stank verspreidde. Bij hevige regenval stonden laag gelegen gedeelten van de dorpen onder water.
Gelukkig is dat alles sinds enige tientallen jaren verleden tijd. In de woonkernen zijn de beken overkluisd. Er zijn goed functionerende (overdekte) riolen aangelegd. Het water komt gezuiverd in het Kanaal. De stank- en wateroverlast zijn voorgoed verdwenen.
Het is dus niet zo bijzonder dat er indertijd tussen de Kerkstraat en de Nieuwstraat een open riool heeft gelopen. Wel is belangrijk dat de Klerk aan de hand van nieuwe bodemkundige gegevens de onstaansgeschiedenis van Leerdam probeert te verduidelijken en daarover verschillende vragen stelt.
Over de geschiedenis van het Schavet kan ik tot mijn spijt geen zinnig woord zeggen. Ik herinner me dat mijn vader mij daarover lang geleden wel eens iets heeft verteld. Het was nagenoeg hetzelfde wat Pel van Gent in zijn boek vermeldt. Ik ben toen zo onverstandig geweest niet verder op de zaak in te gaan, maar ik was zeer geïnteresseerd in de naam “Schavet” of “Schevet” zoals mijn vader zei.
De oplossing van de kwestie heeft mij wel enige hoofdbrekens gekost.
De Klerk heeft gelijk als hij veronderstelt, dat het woord “Schavet” uit het frans afkomstig is. Nu zijn er weinig woorden in het frans die met sch worden geschreven. Fransen en Engelsen hebben met de uitspraak van de klank die wij met sch aanduiden de grootste moeite. Het is dus weinig waarschijnlijk dat we het woord “Schevet” of “Schavet” in een frans of engels woordenboek tegenkomen. Wel het franse woord “Chevet” dat hoofdkussen, hoofdeinde van een bed betekent. We komen het woord al in het oud-frans tegen. Het is afgeleid van het latijnse woord Capitum = Hoofd.
In de dertiende eeuw – de eeuw waarin veel kathedralen zijn gebouwd – is het woord “Chevet” in de architectuur terechtgekomen. In de bouwkunde wordt met “Chevet” het hoofdeinde – het belangrijkste deel van het katholieke kerkgebouw – aangeduid: het koor waarin het hoogaltaar staat en waar de Mis wordt gecelebreerd.
In franse reisgidsen komt het woord regelmatig voor. Men geeft er vooral de buitenzijde van het koor mee aan. (In die betekenis wordt het woord “Chevet” ook in het engels gebruikt). Heel bekend is b.v. “le chevet de la Basilique St. Sernin” in Toulouse met zijn vijf kapellen van het koor en de vier kapellen van het dwarsschip. De daken van de kapellen, van het koor en van het dwarsschip, die trapsgewijze boven elkaar liggen en waar de kerktoren weer bovenbuit steekt, vormen – vanaf het schevet gezien – een schitterend architectonisch geheel.
Geleidelijk aan werd het terrein dat rondom het schevet was gelegen ook “le chevet”- “het schevet” genoemd. Zo staat in Parijs, in het XIe arrondissement, de St. Jozefkerk. De straat die langs het koor van de kerk loopt draagt de naam Rue Chevet. Nu wordt m.i. duidelijk waarom de koster(?) van de kerk in Leerdam in 1770 vier guldens kreeg uitbetaald “voor het sluyten en ontsluyten van de hekken van het Schavet”. Volgens de kaart van Blaeu was het kerkhof in Leerdam ommuurd. De ksoetr had tot taak de hekken die ter hoogte van het Schevet waren aangebracht ’s morgens te openen en ’s avonds te sluiten.
Samenvattend zouden we kunnen vaststellen dat het woord “Schevet” of “Schavet” aan het frans is ontleend. Het geeft het gedeelte van de kerk aan dat wij het koor plegen te noemen, maar dan vooral wat het exterieur van het koor betreft. In de tweede instantie geeft het het terrein aan dat rondom het “Schevet” is gelegen. Het heeft niets te maken met een riool of wat daarmee verband houdt. Wel geeft het – wat Leerdam aangaat – aan dat het riool, waarover de Klerk schrijft, over of langs het “Schevet” van de kerk zal hebben gelopen.

Naschrift
Bladerend in Van Dale’s Groot Woordenboek der Nederlandse Taal kom ik tot mijn verrassing het woord “Chevet” tegen. Het wordt omschreven als komend uit het frans, wordt gebruikt in de bouwkunde en wordt, minder juist, omschreven als: koorafsluiting. Dat zou kunnen betekenen: door middel van een hek. Fraaie koorhekken komen nog voor in de St. Bavo in Haarlem en in de Gomaruskerk te Enkhuizen.
Beter is te spreken van: koorsluiting. Dit woord heeft betrekking op de manier waarop het uiteinde van het koor wordt gesloten: door een ronde, een rechthoekige of een veelhoekige uitbouw. Hoe het ook zij, “chevet” is een officieel erkend nederlands woord, al is het minder bekend dan het meer gebruikelijke woord: koor.

J.A. de Wit, Heerde
Jaargang 11 Nr. 1

Het woord “Schavet” verklaard?

Scheiwed
Uit her artikel van de her De Klerk, getiteld “Op spertocht”, in jaargang 10 nummer 3 van dit blad, blijkt, dat hij zich bezig houdt met het vorsen naar de juiste betekenis van het woord “Schavet”, waarmee wordt bedoeld een misschien uit een watergang ontstaan riool halverwege de Kerkstraat en de Nieuwstraat met een verbinding naar de westelijke en wellicht ook naar de oostelijke stadsgracht. Hij is, evenals ik, niet gelukkig met de naar voren gebrachte betekenissen van het woord. Het gemeente-archief van Gorcum, in welke stad vroeger ook een Schawet was, en het P.J. Meertsensinstituut, dat zich met naamkunde bezig houdt, konden geen verklaring van de naam geven. Zeker is wel, dat de naam van geografische oorsprong is.
Na lang wikken en wegen moest ik denken aan een verbastering van het woord “Scheiwed”. Dit dan in de zin van een waterloop, die kennelijk de scheiding vormde tussen twee Leerdamse stadsdelen, waarvan misschien het zuidelijke al bebouwd was, terwijl dat niet het geval was met het noordelijke deel. Het kan ook de grens zijn geweest tussen de stad en het omliggende land, met als bescherming een gracht of grachtje ter plaatse. Het peilverschil is overigens ook opmerkelijk.

Reeds eerder is verondersteld dat de waaiervormige verkaveling van de Meentpolder haar oorspong had in het oude stadsgebied. De Fonteinstraat zou daarin als scheiding passen tussen de percelen.
Het woord Schavet zou dan afkomstig zijn van de woorden “Schei” (scheiding) en “Wed” (water, poel, drinkplaats voor het vee). Het woord “Wed” komt nog veel voor. Zo was er in Vianen een Wed aan de landpoort.

Schaarwed
Mogelijk een andere betekenis van het woord is “Schaarwed”. Bekend is dat de naam “Meent” duidt op een gemeenschappelijk gebruik van de grond. Ook het woord “Schaar” houdt daarmee verband. Zo bestaat er in Zeist een Schaerweyde, van ouds een gemeenschappelijke weide. Zelfs de naam van een laan, de Schaerweydelaan, dankt hieraan zijn naam. Toegepast op Leerdam begonnen ten noorden van het Schavet of “Schaarwed” de gemeenschappelijke weiden, begrensd door een waterloop of wed. Het Schavet markeert dan een fase in de bebouwing en ontginning van het Leerdamse gebied. De volgende fase werd begrensd door de linie Tiendweg, Meent en Oud Schaik, of beter gezegd Oudschaikse Tiendweg. Een rechtstreekse afstamming van het woord “Schaarweide” is niet geheel uit te sluiten, hoewel minder aannemelijk.

Kwelgrens
Gelet op de aanwezigheid van kwel in dit oude stadsdeel heeft het Schavet met aangrenzende kade of weg misschien deel uitgenaakt van een in de Lingestreek voorkomend stelsel van kweldammen of kwelkaden. Bij de laatste benamingen ligt de nadruk op een dam, kade of weg, terwijl de oorsprong van het Schavet immers in een waterloop gezocht wordt. Een onderzoek in het gebied van Oud Schaik en Klein Oosterwijk zou kunnen uitwijzen dat eventuele kweldammen aldaar hun voortzetting hadden in het oude stadsgebied in de vorm van het Schavet.
In het begin van de 18e eeuw is er sprake van een Kwelkade op Klein Oosterwijk, die de grens vormde tussen twee percelen. En reeds in 1585 werd er in de herberg van IJsbrant Ghijsbertz te Oosterwijk verteerd “op ’t besien van de queldammen”. Hieruit blijkt dat deze werden geschouwd. Het is wel zeker dat met deze kweldammen werden bedoeld de achter de boerenerven liggende “Heintuinen”. Het doorsteken van deze dammen leverde in 1784 een proces tussen het dijkschap en Wouter van IJzeren en de weduwe De Clerck te Kedichem op. In Heukelum werden de Heidensweg en de Achterweg ook wel “Kweldijk” genoemd. Deze wegen waren te vergelijken met de “Heintuinen” in Oosterwijk en Kedichem.
Het Schavet in de oude kern van Leerdam vormde even als bovenstaande wegen een grens tussen de erven van de huizen aan de kerkstraat en het aanvankelijk nog niet bebouwde terrein noordelijk daarvan. Wellicht heeft het in het verre verleden tevens dienst gedaan als een kwelsloot of een gracht. Het Schavet begrensde niet geheel de eigendommen aan Kerkstraatzijde en de Nieuwstraatzijde.
Vast staat in ieder geval dat de waterloop een mijlpaal kan worden genoemd in de stedelijke ontwikkeling van Leerdam. Een archeologisch onderzoek ter plaatse zou nog een bijdrage kunnen leveren aan de juiste verklaring van de naam.

(Publicaties en overheidsarchieven leverden het materiaal voor dit artikel).

B.J. de Groot
Jaargang 11 nr. 1

 

Ontdekkingen rond de naam schavet

Enig gezelschap op de eenzame speurtocht naar het verre verleden van Leerdam is bijzonder welkom, zeker als het vrienden van Oud Leerdam, die reeds eerder blijk hebben gegeven van hun belangstelling voor de kennis van stad en streek, betreft. Trouwens uit de kring van lezers kwamen naast reacties van De Wit en De Groot nog enkele blijken van belangstelling voor dit onderwerp. Vanwege deze belangstelling, nieuwe zienswijzen en de mogelijkheid tot meer duidelijkheid lijkt het gewenst terug te komen op de geschiedenis van een monument in het centrum van Leerdam.
In feite gaat het om twee vragen:

• een afwatering op de scheiding van de oeverwal en het lagere terrein ten noorden daarvan, en
• de herkomst en de betekenis van de naam “schavet”.

Om met dit laatste te beginnen:
In de samenvatting van zijn betoog in het vorige nummer, zegt De Wit er van overtuigd te zijn dat de naam “schavet/schevet” niets heeft te maken met een riool maar is ontleend aan de naam van het terrein rond de kerk. Deze mening staat diametraal tegenover de veronderstelling dat het woord samenhangt met een afwatering, waarvan de restanten op dit moment nog aanwezig zijn. Tot het verband met een waterloop meende ik te moeten besluiten op grond van de vermelding van een “schavet” achter het Pesthuis op het terrein van het Gasthuis aan de Haarstraat in Gorkum. En hier is geen sprake van een kerk met omliggend terrein. Toch is hiermee niet bewezen dat het betoog van De Wit niet juist zou zijn, al zijn de aangevoerde argumenten voor mij niet voldoende om zijn overtuiging te delen.
De kern van zijn betoog berust n.l. op de betekenis van het franse woord “chevet” in de meest oorspronkelijke vorm van “hoofdeinde”. Via de architectuur krijgt het een ruimere en overdrachtelijke betekenis van hoofdeinde in het kerkgebouw, de plaats van het hoofdaltaar. Nog geen stap verder heeft het dan betrekking op de buitenzijde van het koorgedeelte en vervolgens op de hele omgeving van het kerkgebouw. Een logische redenering, waarmee ik geen moeite heb. Zijn verwijzing naar de situatie rond de kerken in Toulouse en in Parijs zijn in dit verband interessant. Dat de omstandigheden aldaar ook van toepassing kunnen worden verklaard op de ontwikkeling in Leerdam is voor mij echter een vraag.
Ook ten aanzien van het argument dat buitenlanders – niet alleen Fransen en Engelsen, maar ook Duitsers – moeite hebben met de uitspraak van onze “sch” verkeer ik in twijfel. Het beteknt n.l. nog niet in omgekeerde zin dat Nederlanders moeite hebben met de “ch” van “chevet” en daarvan “schavet” zouden hebben gemaakt.
Ook in ruimtelijke zin rijzen er vragen. Juist de straat om het koor van de kerk heette in de volksmond Korte Kerkstraat, een naam, die geleidelijk plaats maakte voor de huidige naam Fonteinstraat. Ook vraag ik me af of de naam “schavet” alleen betrekking had op het terrein om het kerkgebouw en de waterloop ten oosten en westen ervan naamloos was.
Toch is er misschien nog wat meer duidelijkheid te verwachten. Een belangstellend lezer uit Asperen belde mij n.l. op met de mededeling, dat er ook in Asperen sprake is van en “schavet”. Misschien is in de situatie daar ter plaatse enige overeenkomst, die kan bijdragen tot een betere verklaring dan tot nu toe werd gegeven, te vinden.
Ook De Groot voelt zich aangesproken door het probleem betreffende het “schavet”. Bij gebrek aan gegevens in het gemeente-archief van Gorkum en het Meerstens-instituut in Amsterdam is ook hij genoodzaakt zelf naar verklaringen te zoeken. De Groot gaat uit van een oorspronkelijke waterloop en rept niet van enige samenhang met kerkelijk terrein.
Voor hem spreekt meer de samenhang van het Gorkumse “schavet” met het begrip “wed” in de betekenis van water, drinkplaats voor het vee. De gedachte dat dan het eerste deel zou samenhangen met scheiding sluit hierbij goed aan. Immers, de waterloop vormt inderdaad een scheiding tussen oeverwal met zijn oudste bebouwing en het nog onbebouwde gebied verder van de rivier af.
Toch zou ik een verband met “schaar” niet geheel willen verwerpen. Van deskundige zijde is me eens verteld dat een “schavet” een hoge oeverwal was, waar schepen konden afmeren. Misschien dat het gemeente-archief van Utrecht hier gegevens over bezit.
Het woord “schaar” komt ook voor om aan te duiden dat een rivier direct langs de rivierdijk schuurt (Scharendijke). Het zou dus betrekking kunne hebben op de waterloop die langs de oeverwal stroomt.
De Groot noemt ook de mogelijkheid van een samenhang met het overige stelsel van kweldammen, kaden, heintuinen n tiendwegen, kwelsloten en grachten. Ook deze gedachte is zinvol. De oeverwal van de Linge geeft aanleiding tot allerlei verschijnselen van kwel. Van den Berg schreef in 1985 over opwellend water in de Fonteinstraat in vroeger dagen en recent bij de kerk op de Hoogstraat.
Het lijkt me echter beter het stelsel van kaden, scheidijken en scheisloten, van tiendweteringen en tiendwegen, van kwelsloten en kweldammen en heintuinen, eens apart aan de orde te stellen. Wellicht kan dit tijdschrift de gelegenheid bieden, want het patroon van wegen en wateringen rond Leerdam is ten nauwste verbonden met de ontwikkeling van de stad als zodanig.

De K.
Jaargang 11 nr. 2

 

Aanvullend “Schevet”-nieuws

De heer Adr. Bullée te Leerdam schrijft onder meer het volgende:

Volgens mijn vrouw, geboortig uit Asperen, zou rondom het kasteel een vliet hebben gelopen, die men “het Schevet” noemde. In haar jeugd heeft ze ’s winters daarop nog geschaatst; later moest ze water, bestemd voor het schrobben van de straat rondom het huis waar ze werkte, uit het Schevet scheppen.
Het water liep toen door de “Min”langs de huidige Minstraat en loosde dan in het Schevet. Van de “Min” is weinig meer te bespeuren.

Jaargang 11 nr. 2