En dat het feest was in Leerdam lezen we in het feestnummer ter gelegenheid van het vijf en twintig jarig bestaan van de Glasfabriek “Leerdam”. Een gratis uitgave van de firma C. van Tuinen en Zoon te Leerdam. Dit feest vond plaats op 27 juni 1903.

Harm Walt

 

Op de voorpagina treffen we allereerst een tweetal dankbetuigingen aan, die als volgt luiden:

‘De ondergeteekenden, niet in de gelegenheid ieder der werklieden van de Glasfabriek ‘Leerdam, die den dag van 27 juni j.l. tot een voor hen onvergetelijken dag hebben gemaakt, ‘persoonlijk te bedanken, betuigen langs dezen weg hun hartelijken dank aan de werklieden en ‘hun kinderen voor de betoonde deelneming en het door hen zoo zeer gewaardeerd aandenken ‘dat zij mochten ontvangen.

‘O.H.L. Nieuwenhuizen
‘J. Driessen.

‘De Directie der Glasfabriek Leerdam brengt hiermede haar bijzonderen dank aan de orde-‘commissarissen, leiders en leidsters der Volksspelen van het feest van j.l. Zaterdag voor ‘hunne bemoeiïngen die zoozeer tot het welslagen daarvan hebben bijgedragen.

Even te uwer informatie: de heer Nieuwenhuizen was destijds directeur van de glasfabriek “Leerdam” en de heer Driessen werkmeester.

Hierna komt een onbekende verslaggever aan het woord.

Feest ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan der Glasfabriek “Leerdam” den Werklieden door de Directie aangeboden op 27 juni 1903

“Opus improbum omnia vincit” (De noeste ijver overwint alle moeilijkheden).
Fanfares, feestklanken, “Lang zullen ze leven”, vlaggen, versieringen, verlichting, Solzer & Hesse, luchtballons, limonades, turftellen, vuurwerk, broodjes, commissarissen, kinderpret, alles en nog wat dwarrelde in mijn hoofd; en toen ik Zondagmorgen ontwaakte dacht ik, dat ik en droom gedroomd had, dat ik was in het rijk der feeën, het tooverland, waar alles zóó schitterend is.
Toen ik het mensch-zijn, het dáár zijn in de wereld, het bewust zijn van te leven, het leven der werkelijkheid weder in mij voelde, toen stond de dag van Zaterdag mij weer helder voor den geest. Het was geen droom geweest, ‘t was werkelijkheid!
Wanneer men zóó veel te zien, zoo véél te hooren, zóó veel te genieten krijgt, dan is mijn taak om alles op papier te stellen eene moeielijke, en ik roep, geachte lezers, uwe welwillendheid in om niet al te nauwkeurig toe te zien, want waarlijk, mijne krachten schieten te kort, ik kan niet in woorden uiting geven aan datgene, wat ik Zaterdag j.l. meegeleefd heb.
Woorden van den werkman, tintelend van ongekunstelde hartelijkheid, uitgesproken met een gloed en warmte, die ons een rilling over de leden bracht; ze zijn zoo niet weer te geven.
Ik zie hem nog staan, een werkman – groot, flink gebouwd, oogenschijnlijk onverschillig, ruw! Doch zijn stem stokte, hij kon met zijne medearbeiders niet voleinden, dat zoo diep in het harte geworteld was: ‘t “Lang zullen ze leven”. ’t Was hem te geweldig, te machtig! Gevoelt gij lezer, in dit weinig en toch alles zeggende, wat dit zeggen wil, dat er altijd een goede verstandhouding was tusschen patroon en werkman op deze fabriek.
Toen ik Zaterdagmorgen buiten kwam, zag ik vlaggen, kinderen feestelijk gekleed en gestemd, versierd met oranje, versierd met bloemen en wat later in den ochtend een optocht van kinderen der werklieden met een vaandel “Hulde van de kinderen aan de Directie”, eene ovatie brengend aan den directeur, den heer Nieuwenhuizen. Stemt dit reeds niet vroolijk in het morgenuur? Voorspelde die huldebetooging der lieve jeugd niet een schoonen dag?
Naarmate het uur van één uur nadert, vermeerdert allengs de drukte op den “Dijk” welke naar het feestterrein leidt. Nieuwsgierig als een verslaggever is, overal met zijn neus bij willende zijn, het juiste willende weten, spitste ik mijn ooren, om uitdrukkingen en gesprekken op te vangen, die – ik moet het erkennen – allen getuigden van groote waardering voor de Directie.
De fabriek naderende werd mijn aandacht gevraagd door “De Twee Gezusters”, het groote schip, dat de fabriek sedert jaren van kolen voorziet en juist voor den ingang der fabriek lag. Waarlijk, “De Twee Gezusters” zagen er zoo vriendelijk, zoo feestelijk uit, ons van verre met hare tallooze vlaggetjes, als het ware toeroepend: “Wij deelen in de vreugde! Onze goede baas, Cornelis van Welie heeft zoo goed voor ons gezorgd”. Wij antwoordden daarop: “Hij heeft een goed werk gedaan!”
De vriendelijke en welwillende portier gaf mij een programma als gids naar het feestterrein mede, welke door alle bezoekers steeds geraadpleegd werd.
Muziek! Fanfares! Gejuich! “Het feest is aangevangen”. De kinderen met banier, nu voor de fraai versierde tribune van de Directie, omringd door een blijde dankbare menigte werklieden.
Geroep: “Stilte!…Ssst!…”, ’t was stil. Een der werklieden, de heer A.J. Molenaar, zal namens de werklieden het woord voeren tot hun Directeur, den heer Nieuwenhuizen, tot hun werkmeester, den heer Driessen, welke 25 jaren in deze fabriek mocht werkzaam zijn. Met heldere stem, den juisten klemtoon leggend op die woorden, welke uit het diepst gemoed opwelden, sprak hij ongeveer aldus:
(Wat de heer Molenaar zeide komt in het vervolg aan de orde; misschien vormt juist deze toespraak een treffend stukje geschiedenis van de eerste 25 jaar van de “Glasfabriek Leerdam”).

In het eerste stukje beschreef een onbekende verslaggever het feest ter gelegenheid van het vijf en twintig jarig bestaan van de Glasfabriek “Leerdam”. Wij waren hem gevolgd op het feestterrein tot aan het moment waarop de heer A.J. Molenaar namens de werklieden het woord zou gaan voeren.
De heer Molenaar sprak ongeveer aldus:

Hooggeachte Dames! WelEd. Hooggeachte Heeren! Kameraden,
Zoo als ons allen bekend is, was den 18 juni j.l. den dag dat het 25 jaren geleden was, dat de eerste werkzaamheden in deze fabriek een aanvang namen; tevens mocht onzen Directeur, de WelEd. Heer Nieuwenhuijzen en onzen werkmeester, den Heer Driessen, den dag herdenken, dat zij gedurende 25 jaren de leiding dezer fabriek in handen hadden. Voorwaar een groote gebeurtenis voor hen, maar ook voor ons allen. Onze Directie heeft gemeend, ter viering dezer blijde gebeurtenis, hunne werklieden een feest aan te bieden, waarop wij thans allen tegenwoordig zijn.
Toen den 18 juni 1878 de werkzaamheden in deze fabriek een aanvang namen waren er weinigen die denken konden welk een hoogen vlucht deze nieuwe tak van industrie voor Holland, na verloop van 25 jaren nemen zou.
Het vooruitzicht was niet erg bemoedigend, de fabrikatie van hardglas was bijna te niet geloopen en voor deze nieuwe werkzaamheden moest men beginnen om het materiaal, gereedschappen en werklieden grootendeels uit het buitenland te laten komen, maar zoo dachten onze Directeuren er niet over. In die dagen was de WelEd. Heer Jeekel ook Directeur, een man als een reus, altijd voor vooruitgang, die ik niet anders gekend heb als met de leuze: vooruit, altijd vooruit. Ruim 2 jaren had de fabriek het zwaar te verantwoorden met de inrichting der smeltovens, dat bracht zware slagen toe aan het kapitaal der deelhebbers, zoodat toen men die ramp eindelijk te boven was, men bijna voor een crisis stond: maar daar was onze Directeur Nieuwenhuijzen die raad wist, en vol vertrouwen op de toekomst werd vol gehouden. In 1883 stierf de Directeur-Burgemeester Jeekel, als een donderslag klonk deze tijding door de fabriek, allen stonden verslagen en iedereen dacht, wat zal er nu van onze fabriek worden; maar thans trad de Heer Nieuwenhuijzen meer op de voorgrond en men zag welk een man van werkzaamheden, leiding en doorzicht hij was, er werd door de aandeelhouders een nieuwe Directeur benoemd, de WelEd. Heer A. Nortier, een man onvermoeid in zijn werkzaamheden en een ware volksvriend, voorwaar een gelukkige keuze. Zij knoopten handelsbetrekkingen aan met verschillende landen der wereld, en slaagden boven verwachting; ziet thans de adressen op de kisten, tonnen of manden die ter verzending gereedstaan, want behalve de steden van Europa, vindt men verzendingen voor: Azië, als Batavia, Soerabaja, Padang, Palembang, Manilla, Singapore en Hongkong; voor Afrika Kaapstad en Transvaal; voor Amerika Buenos-Ayres, Montevodeo, Rio de Janeiro, Havana, Pernambuko en Sacramento; voor Australië Sidney en Melbourne, zelfs voor Honolulu, enzovoort. In één woord: de productie der Glasfabriek “Leerdam” is gewild in alle windstreken.
Door die groote verzendingen was het noodzakelijk dat de fabriek vergroot werd, zodat in 1887 een tweede glasoven in werking werd gesteld.
In 1893 kwam de algemeen geachte Heer Nortier te overlijden. In diepen weemoed werd hij door alle werklieden grafwaarts geleid.
In 1895 en 1900 werden wederom nieuwe ovens gebouwd en in werking gesteld, terwijl alle glasovens eenigszins vergroot waren, zoodat wij thans met vier ovens werken en er een in reserve is. Welke fabriek in Europa van deze productie zou wijzen kunnen op zulk eene uitbreiding? In 1878 begonnen met 90 arbeiders telt deze fabriek thans ruim 600 arbeiders. Voorwaar, de Vennooten dezer fabriek hadden geen betere stuurlui aan het roer dezer fabriek kunnen stellen.
En wat hebben zij in die jaren niet gedaan voor hun werklieden. Toen de fabriek begon, zorgden zij dadelijk voor een Ziekenfonds, waardoor de werklieden, tegen een matige contributie, recht hadden op een goede geneeskundige hulp en medicijnen. Zoowel voor hen als voor hun huisgezin, meestal bekostigden zij alle verpleging die elders geschiedde, hetzij in ziekenhuizen of anderszins, zij bekostigden de instrumenten en verbandmiddelen, die de docter voor de zieken noodig oordeelde en hoeveel versterkende middelen werden er in die jaren niet aan verschillende zieken verleend.
In 1895 raden zij hun werklieden aan om een Ondersteuningsfonds op te richten, waarbij zij beloofden om bij ziekte hunner arbeiders hetzelfde bedrag uit te keeren van de fabriek als hun uit het fonds zou worden toegekend. In de 8,5 jaar dat dit fonds bestaan heeft, is ruim f 22.000,– uitgekeerd aan zieke werklieden, waarvan de helft, ruim f 11.000,– van de fabriek.
En wie onzer is het al niet eens gebeurd dat hij in moeilijke omstandigheden verkeerde, dan is de eerste gedachte: ik zal er eens over spreken met mijnheer Nieuwenhuijzen of met meester Driessen, en altijd waren zij bereid ons met raad en daad bij te staan. Nog onlangs hebben zij op beleefd verzoek hunner werklieden den Zondagsarbeid, die er Zaterdagsnachts plaats had geheel afgeschaft. En hoeveel doen zij niet dat ons nooit bekend zal worden; waarlijk, wij werklieden hebben reden tot grooten dank tegenover zulke patroons, nu willen wij dat wel erkennen. Toen in begin van dit jaar de grote staking uitbrak onder het personeel der spoorwegen, ging er een schok door ons heele vaderland, op veele plaatsen uitte zich ontevredenheid der werklieden door staking, revolutionair verzet tegen de regeering en zoogenaamd solidairschap met de stakers, opgezweept door socialistische en anarchistische Volksleiders (eigenlijk misleiders) was dat volk tot alles in staat, men beriep zich, neen men eischte zoogenaamde rechten, maar vergat zelf zijn plichten, maar op deze fabriek hebben de werklieden getoond dat hun patroons ten allen tijde op hen betrouwen konden, de ruim 600 werklieden der Glasfabriek “Leerdam” waren ook solidair, maar, om te arbeiden, om hun plichten te doen tegenover de fabriek, tegenover de Maatschappij, tegenover hunne huisgezinnen.
Hooggeachte Directeur Nieuwenhuizen en Werkmeester Driessen, uwe gezamelijke werklieden hebben gemeend ter herinnering van Uwe 25-jarige besturing dezer fabriek een klein blijk hunner diepgevoelde dankbaarheid en hoogachting aan te bieden, wij hopen dat u dit welwillend als aandenken zult willen aanvaarden.
En nu Hooggeachte Heeren dat Gods zegen u begeleiden moge op uw verderen levenspad, dat gij nog lange jaren in goede gezondheid deze bloeiende fabriek zult mogen besturen, is de beste zegenwensch uwer werklieden. Daarom roepen wij allen “Lang leve mijnheer Nieuwenhuijzen; lang leve meester Driessen; leve de Glasfabriek “Leerdam”.
Onze verslaggever voegt er nog het volgende aan toe:
’t Is niet nodig te zeggen welke uitwerking, vooral deze laatste woorden: “Lange leve Mijnheer Nieuwenhuijzen; lang leve meester Driessen; leve de Glasfabriek” op de groote menigte had. ’t Daverde! ’t Was als hoorden wij een zware donderslag!

Natuurlijk zijn er ook dankwoorden gesproken en nog veel meer en hoe dat ging vertelt onze geachte verslaggever u in het volgende, derde stukje.

Na de feestrede van de Heer Molenaar komt, volgens onze verslaggever, de Heer Nieuwenhuijzen aan het woord.

De heer Nieuwenhuijzen dankt spreker hartelijk voor de onvergetelijke oogenblikken, vriendelijk de hand drukkend van de tolk der werklieden, dien zich op waardige wijze van deze eervolle opdracht kweet.
De heer Driessen, eveneens onder den indruk van het oogenblik, nam toen het woord, en sprak ongeveer:

Geachte mede-arbeiders van de Glasfabriek “Leerdam”,
“Daar onze hooggeachte Heer Nieuwenhuijzen U al geantwoord heeft en bedankt voor uwe hartelijke en welgemeende toespraak en hooggewaardeerde cadeaux, kan ook ik niet nalaten eenige woorden tot U te richten.
U allen dan ook mijn innigste dank voor de achting en sympathie, die ik in deze dagen en vooral op dezen dag, van U allen, groot en klein, mag ondervinden. Met enkelen van U heb ik nu 25 jaar gewerkt, maar met het meerendeel van 10 tot 20 jaar. Ik dank U voor de steun en medewerking, die ik in mijne, somtijds moeilijke, werkkring van U allen heb gehad. Want waarlijk, Ge hebt daar in Uwe toespraak geschetst de moeielijke tijden die onze fabriek heeft meegemaakt. Waarlijk, die tijden herinner ik mij nog als pas gebeurd. De Witglasfabriek, of liever toen: fabriekje, was al door ervaren vakmannen ten doode gedoemd, maar zooals Gij daar even terecht zeide: geen nood, een goede Directie, mannen met energie en volharding, maar ook dit was nog niet genoeg. Wij kregen arbeiders, mannen die niet alléén werkten voor hun geld, maar ook met alle hunne beschikbare krachten medewerkten tot bloei en vooruitgang van de fabriek, en met trots kunt ge zeggen, dat is ook ons werk. Want waarlijk, zonder goede en deugdelijke arbeiders, is zoo een werk in 25 jaar niet te maken.
Daarom, mannen, moge God U met Uwe vrouwen en kinderen zegenen. Hij zegene ook Uw werk en onze fabriek, opdat zij voortbloeie en steeds grooter worde, opdat onze kinderen met trots kunnen en mogen zeggen: dat is het werk dat onze voorouders hebben begonnen”.
Deze treffende rede maakte indruk en uitbundig was dan ook het gejuich van oud en jong, dat voor “hun” meester Driessen opging.
Een gewichtig oogenblik! Eene eereplaats toekomend in de archieven der fabriek, was voorbij! Zal het spoedig vergeten zijn? … Nooit!
De waarlijk prachtige cadeaux, den Heeren O.H.L. Nieuwenhijzen en J. Driessen, zoo van harte door de werklieden en kinderen aangeboden, en door Directeur en werkmeester zóó dankbaar aanvaard, we hebben deze bwonderd.
In het volgende stukje gaan we met onze verslaggever mee om de cadeaux, die aan de beide jubilarissen zijn aangeboden, te bewonderen.

Alle aandacht vraagt de prachtige de prachtige ets door den bekenden kunstenaar Graadt van Rogge geëtst naar de schilderij van den kunstschilder Ruijsdael. De voorstelling is een gezicht op Haarlem, een gelukkig gekozen onderwerp, dat den bewonderaars nimmer zal vervelen. De mooie, stemmige lijst, zoo passend bij de gravure, doet de ets ten volle tot haar recht komen.
Links in de hoek, de weinige, veel zeggende woorden 1878 – 18 juni – 1903. “Aangeboden door de werklieden der Glasfabriek”.
“Opus improbum omnia vincit”, vrije vertaling: “de noeste ijver overwint alle moeilijkheden”, ’t was het opschrift, zeer toepasselijk op den geachten werkmeester, den heer J. Driessen, voor wien dit bronzen beeld bestemd was en blijkbaar dit blijvend aandenken op hoogen prijs stelde. Wonderlijk schoon is de afbeelding van den gespierden werkman aan het aambeeld – het symbool van de kracht des arbeids – zoo juist weergegeven in dit treffend beeld, dat staat op een piédestal van keurige afwerking, waarop een koperen plaat, waarin gegraveerd met onuitwisbare letteren: 1878 – 18 juni – 1903. “Aangeboden door de werklieden der Glasfabriek”.
Zullen wij er nog wat bijvoegen? ’t Is niet nodig! Het opschrift zegt alles!
Het opkomende geslacht, de kinderen der werklieden, wilden ook niet achterblijven om hulde te brengen wien hulde toekomt, hier aan de beide heeren, Directeur en Werkmeester van hun vader; zij hadden een practisch nuttig geschenk te overhandigen, welke en Directeur en Meester tot staf op den levensweg moeten dienen. Een fraaie wandelstok, met naam der jubilarissen op zilveren plaat, en een jaartal van oprichting en herdenkingsdag en dan nog: “De kinderen der Werklieden”.
’t Was een aardige attentie van het jonge volkje!
De heeren geëmployeerden van het Kantoor booden den heer Driessen eene prachtige salonlamp aan, dat dankbaar en in blijde stemming door hem aanvaard werd.
De WelEdel ZeerGel. Heer Dr. Schomper wilde eveneens eene blijvende herinnering den Directie ten geschenke doen. Een regulateurklok, van groote afmeting, met deftigen slag, zal eene plaats op het kantoor der Directie innemen en steeds als het oog op haar gevestigd is, zal zij doen zien, dat deze klok “uit erkentelijkheid voor de Directie der Glasfabriek door Dr. H.W. Schomper is aangeboden” zoals de inscriptie op massief gouden plaats ons zegt.
Moge de edele gever, die de fabriek heeft zien geboren worden en opgroeien, nog menig blik op zijn zoo zeer gewaardeerd geschenk slaan, dat zal Directie en personeel ongetwijfeld veel genoegen doen.
Nu wij onze man gevolgd hebben bij het bezichtigen van de cadeaux, volgen wij hem naar het terrein, waar de volksspelen gehouden worden; ook dit is een verslag dat u beslist moet lezen

De Volksspelen

De volksspelen, waarvan eenige noodzakelijk moesten vervallen, rekening houdend met tijd en omstandigheden, waren aangevangen.

Alle volksspelen te zien is voor één mensch natuurlijk onmogelijk; daarom wil ik u in korte trekken mededelen, dat b.v. het prijsknippen voor meisjes een nummer was, dat veel belangstelling vroeg van het publiek, en menigeen deed schaterlachen. Men hoorde toch telkens roepen: “Knippen Kee!”, of “Nog niet, Kee, hooger, lager!”, en tenslotte knipte geblinddoekte Kee mis. Jaantje en Nelly kwam voor of na Kee, knipte en knipte, nu eens in de richting der neuzen van de vele omstanders, dan eindelijk in het bewuste touwtje, waaraan een nummer bevestigd was, gelijkluidend aan het nummer der hiervoor aangewezen prijs.

In “De Nieuwe Leerdammer” hebben wij het gesprek gevolgd van den kleinen “man van wetenschap”, en waarlijk, hij heeft gelijk gehad, de paal voor “Mastklimmen” was te glad en ook wellicht de angst om met dit warme weder nog dichter bij de zon te komen was oorzaak, dat de liefhebberij bij de jongelui om “op te klimmen” van dien aard was, dat dit vermaak van de lijst moest geschrapt worden!

Daar wij het verslag van dezen feestdag zoo volledig mogelijk onzen lezers willen aanbieden is het wenschelijk de namen der jongens en meisjes, die een grooten of kleineren prijs in een der nummers van de volksspelen mochten behalen, hieronder te vermelden. En de Directie, die niet gaarne zou zien dat deze of gene kampvechter met leege handen naar huis zou gaan heeft er voor gezorgd, dat niet één (en er waren er velen) teleurgesteld kon worden. Zij allen hebben een blijvend aandenken ontvangen! Een prijzenswaardige maatregel, welke door de ouders der deelnemers zal gewaardeerd worden.

De namen der jongens, welke een prijs ontvangen mochten, zijn:
J. Verheugen, C. Verheijden, A. Brandsma, B. Brandsma, H. de Bok, J. Schillebeek, B. de Jong, J. de Jong, M. Verver, Servaas Louis Vendelbosch, Chr. Schreuders, G. Muilwijk, J. Jacobs, H. van Veen, A. Iking, C. Olivier, B. Boon, H. Damen, C. Ursinus, W. van Rossum, H. van Willigen, C. Ruggenberg, M. Boet, M. Verheijden, H. Blom, K. Brugmans, Dubbeld, C. Stipsinger, M.v.d. Boezem, Gijsb. de Wit, Alb. Verver, R. Olivier, A. Kozijn, J. de Wit, W. Bullee, H. Wolthuis, K. Ursinus, J. van Stein, T. Kouwenhoven, Adr. Blom, Adr. Van Maurik, J. Marinus, C. Planken, H.v.d. Berg, C. Brandsma, C. Kok, C. van Willigen, H. Verhoeks, D. Ketting, D. Kooimans, G. Weergang, P. de Jong, B. Stijsiger, C. de Jong, T. Hattenbach, Kl. De Jong, T. de Bont, W. Kremers.
De namen der meisjes zijn:
Jaantje van Oord, Gijsje van de Brink, Ant de Bock, B. van Linschoten, D. Kuil, D. Bogerd, P. Kentie, W. Hol, G. Gieltjes, S. den Hartog, Ant. Van Dijk, Jaantje Landheer, Antje Stijsiger, C. Verheugen, N. Louis, C. Simons, H. Bogerd, J. Sterk, M. Bogerd, B. Schellen, H. Schalk, D. Kremers.

De volgorde der namen staat naar gelang van behaalde punten in de verschillende spelen.

En dat het feest nog lang niet is afgeloopen blijkt uit het verdere verslag van onzen verslaggever.

Vergezeld van de liefelijke zonnestralen, die ik zoo veel mogelijk den rug toekeerde en ondanks mijne onheuschheid, niet van mijn zijde wilden wijken, zag ik véél, zeer veel dat aangenaam stemt en ondanks de vreeselijke warmte, die menigeen deed puffen en blazen, genoot ik van het aardige tafereeltje, in de schaduw eener tent gezien. Een jonge moeder, die met welbehagen zat te kijken naar eenige harer kinderen, welke met benijdenswaardige smaak versnaperingen verorberden, terwijl zij hare zuigeling deed smaken het eenige, onvervalschte, beste en goedkoopste in gebruik, wat een moeder haar kind in de eerste levensdagen geven kan.

De kieschheid en bescheidenheid deden mij weldra verder gaan, en een meisje van omstreeks 12 jaar kwam, met tranen in de oogen, mij tegemoet. Onder tranen en snikken vernam ik, op mijn vraag wat haar scheelde, dat haar negen-jarig broertje “zoek” was. Ik troostte haar zo veel mogelijk, beloofde haar broertje, dat ik wel niet kende, te zoeken, maar noch troostwoorden, noch beloften, konden de traantjes doen verdwijnen. Wij gelooven echter wel dat de kleine negen-jarige zwerver weder in veilige handen is, en wij zullen ons hier verder niet in verdiepen.

Dat van de bons, goed voor: limonade, bier, broodjes, enz. een druk gebruik gemaakt werd, wie er aan getwijfeld zou hebben kon zich direct in de groote loods hiervan overtuigen en gadeslaan hoe een frisch glas limonade, een goed schuimend potje bier, in de kelen der dorstigen (en wie was dat op zulk een dag niet), verdween als sneeuw voor de zon! We hebben respect voor de vlugge en geregelde bediening, ’t was een dankbare maar niettemin zare taak van de vele schenkers en schenksters, die onvermoeid, hoewel in het zweet des aanschijns, pal stonden om hun plichten tegenover zoovelen na te komen.

“’t Avondt”, zoo zegt de dichter van dezen tijd, en wij zeggen ’t hem in dit geval na, omdat zoo juist weergegeven wordt, wat we hier bedoelen. Immers, het tweede gedeelte van het programma zal aanstonds een aanvang nemen, en wij richten daarom onze schreden naar het geïmproviseerde tooneel, waar straks de zoo gevierde acteurs, de heeren Solzer en Hesse, de vele aanwezigen zullen vermaken.

’t Was een goede gedachte van den heer Boerboom, die de leiding van dit gedeelte van het programma op zich had genomen, dit bij uitstek gevierde en door het geheele land bekende, tweetal te engageeren. Door zijn bemoeiingen in dezen heeft hij de tallooze hoorderessen en hoorders eenige genotvolle uren bezorgd. De heeren Solzer en Hesse hebben een programma afgewerkt op eene wijze, boven alle lof verheven. Zij hadden een dankbaar publiek, dat op prijs heeft gesteld de goede, voor een ieder te begrijpen, voordrachten. Geen kwetsende zinsneden, geen banale gezegden, maar al te veel op de lippen van naar succes strevende komieken , werd gehoord. Dit is juist hun kracht, hun groot succes, dat zij die hulpmiddelen niet noodig hebben, maar door hun beschaafd en natuurlijk optreden reeds na het eerste nummer de harten gewonnen hebben van de meest pessimistischen onder de pessimistischen.

De heren Solzer en Hesse een eeresaluut en dank gebracht! Zeer zeker ook namens alle aanwezigen, voor hunne zeer gewaardeerde medewerking.

En nog is het feest niet afgeloopen.

Eenige luchtballons, in het avonduur opgelaten, werden nagestaard door honderden en honderden. Eén in den vorm van een olifant, waaraan een brief bevestigd: “Losgebroken olifant uit de Leerdamsche diergaarde! Bij aanhouding wordt beleefd bericht verzocht”. Postzegel voor antwoord.

Een luchtballon, voorstellende een reiziger van de glasfabriek, had meer idee om op het gezellig terrein te blijven dan de groote reis te aanvaarden. Toen hij eenige meters boven de oppervlakte kwam, dat hem het gehele terrein in feestgewaad deed zien, deed hij het “lekker” niet.

De jeugdige glaswerkers hadden plezier in dit geval en volgden met ons den reiziger, onder het zingen van “Olie, olie, er is geen olie in de lamp!” en “Wij gaan verhuizen! Wie gaar er mee”.

De muziekvereeniging “Kunst, Liefde en Vriendschap” had in het avonduur plaats gemaakt voor haar zuster “Aurora” en ons opwekkende, zooals we ’t ook van deze vereniging gewend zijn, gebracht goede, vrooijke muziek, die menigeen in de gewenschte stemming bracht. “Aurora” heeft zich hiervan kranig gekweten, en alle eer van haar uitvoering.

Nu wacht ons nog het dessert van het groote maal der werklieden door de Directie aangeboden. En juist is deze opmerking door ons gemaakt of een vuurpijl doorklieft de lucht, aankondigend het slot van dezen feestdag.

Onze oogen, niet moede wordende, wanneer iets schoons te aanschouwen valt, wij richten hen naar de plaats, waar het vuurwerk ontstoken wordt. Vuurpijlen, bengaalsche zonnen, zwermpotten, vuurwerk met en zonder kanleffect, zij doen ons verstommen en verbazen, zij doen ons kreten van vreugde uiten, dat het toppuynt bereikt, wanneer wij het “Slotstuk” in al zijn kleurenpracht, met al zijn geflikker, met zijn krachtig sprekend “Bloeie de Glasfabriek te Leerdam” te zien krijgen, en vuurspuwend en knetterend verkondt het, den ontelbaren menschenmassa, waarmede wij allen zoo van harte instemmen. “Bloeie de Glasfabriek te Leerdam”.

Dit zeer schoone nommer was geschreven door de heer M.v.d. Boezem, Nieuwstraat, Leerdam, wien wij voor iets dergelijks bijzonder aanbevelen.

Het uur van scheiden is aanbebroken en wij keeren stadswaarts, maar voor wij hiertoe kunnen besluiten overzien we nog ééns het fantastisch verlicht terrein, dat reeds den geheelen avond in een zee van licht, de gelukkige gezichten vescheen van het dankbaar gestemd publiek. Geen wanklank werd gehoord! En werd al een zucht geslaakt, ’t was omdat een “zóó schoone avond, zóó spoedig tot het verleden behoort”.

Directie, commissarissen van orde, en zij allen die hebben meegewerkt om dit feest te doen slagen, wij kunnen geen woorden vinden om te vertolken, wat in de gemoederen is omgegaan van de werklieden, vrouwen, kinreen en genoodigden, we zeggen alléén: “’t Was een schoone dag!”
“Bloeie de Glasfabriek “Leerdam”.

Harm Walt

Jaargang 11 nr. 3, 4, 5 en 6
Jaargang 12 nr. 1 en 2