Het vernieuwen van de Witte brug stelt ons voor de vraag u iets te vermelden over deze brug. In de zijkant van de vorige brug was een steen gemetseld: “Bij den groten wereldbrand kwam deze brug tot stand” 1915-1916. De steen aan de oostzijde bevatte het wapen van Leerdam.
Bekijken we de oude kaart van Leerdam uit 1649, dan blijkt Leerdam door grachten te zijn omgeven. Er waren drie poorten, maar bij de molen was geen uitgang.
In 1750 ontdekken we op een plaat van Jan de Beyer een loopbruggetje over de gracht langs de Noordwal en een Overtoom, waardoor men uit de stadsgracht in het water van de Meentvliet kon komen. Dat was dus een begin.
In 1835 is er sprake van het leggen van een dam in de stadsgracht. Een koker in de dam diende om het water te verversen. Over de dam lag ene houten rooster. Na de afbraak van de Noordwal verdween deze dam.
In 1857 was en een bruggetje over de Meentvliet. Dat blijkt uit een aanschrijving van het gemeentebestuur aan het polderbestuur om langs deze brug een leuning te plaatsen in het belang van de veiligheid.
Eerst in 1881 is er sprake van, dat de vliet verbreed moet worden. De oude brug moest dan ook afgebroken worden. Een verzoek van een aantal ingezetenen om een brede brug te leggen, stuitte op verzet van de rentmeester van het Kroondomein. De weg langs de molen was naar zijn mening te smal. Het molenbedrijf zou daardoor bemoeilijkt kunnen worden. De molen was bezit van het Kroondomein en mocht in zijn taak niet belemmerd worden. Dat bezwaar werd ondervangen door te bepalen, dat de Westwal goed breed zou moeten zijn. Een strook van 3 meter om de molen zou geheel vrij zijn voor de voertuigen, die op de molen zijn moesten.
Verbreding van de loopbrug tot een brug van 4 meter breed kostte 1600 gulden extra, maar dat was te veel. Het bleef bij een loopbrug, die eerst in 1915 vervangen werd door een rijbrug.
In 1915 ontstond hierover een heel dispuut in de gemeenteraad. De plaatselijke situatie was veranderd. De treinverbinding had een westelijke toegangsweg naar het station gekregen, maar alleen voetgangers konden van die zijde het station bereiken. Daarom werd in 1915 besloten een brug aan te leggen met een rijbreedte van 4½ meter en twee voetpaden van 1,25 meter breed. Nu werd het tevens ene stenen brug.

Voor de aanleg was goed overleg geweest met het polderbestuur. Zo was de doorvaarthoogte bepaald op 1,50 meter boven zomerpeil en een doorlaatbreedte van 6 meter.
De naam Witte brug is ontstaan, omdat de leuning vroeger geheel wit was. Dat zag men trouwens vroeger bij vel boerderijen, waar de toegangsbruggen over de sloten wit geverfd waren. Bovendien bestond de bruglening uit gegoten ijzeren paaltjes door stangen verbonden. Alles was wit geverfd. Dus was een naam spoedig bedacht. Denk maar eens aan de oude brug bij het Postkantoor, die de Knuppelbrug heette, naar de houten delen van de overgang, die in de volksmond knuppels heetten.
In 1882 was ook een betonnen koker gelegd tussen de Hoogeindse Vliet en de Meentvliet. Hierdoor was een goede verbinding ontstaan met de Tiendweg. Zo ontstond het Meentplein.
Verbreding van de loopbrug tot een brug van 4 meter breed kostte 1600 gulden extra, maar dat was te veel. Het bleef bij een loopbrug, die eerst in 1915 vervangen werd door een rijbrug.
In 1915 ontstond hierover een heel dispuut in de gemeenteraad. De plaatselijke situatie was veranderd. De treinverbinding had een westelijke toegangsweg naar het station gekregen, maar alleen voetgangers konden van die zijde het station bereiken. Daarom werd in 1915 besloten een brug aan te leggen met een rijbreedte van 4½ meter en twee voetpaden van 1,25 meter breed. Nu werd het tevens ene stenen brug.
Voor de aanleg was goed overleg geweest met het polderbestuur. Zo was de doorvaarthoogte bepaald op 1,50 meter boven zomerpeil en een doorlaatbreedte van 6 meter.
De naam Witte brug is ontstaan, omdat de leuning vroeger geheel wit was. Dat zag men trouwens vroeger bij vel boerderijen, waar de toegangsbruggen over de sloten wit geverfd waren. Bovendien bestond de bruglening uit gegoten ijzeren paaltjes door stangen verbonden. Alles was wit geverfd. Dus was een naam spoedig bedacht. Denk maar eens aan de oude brug bij het Postkantoor, die de Knuppelbrug heette, naar de houten delen van de overgang, die in de volksmond knuppels heetten.
In 1882 was ook een betonnen koker gelegd tussen de Hoogeindse Vliet en de Meentvliet. Hierdoor was een goede verbinding ontstaan met de Tiendweg. Zo ontstond het Meentplein.

R. v.d. Berg

Jaargang 3 nr. 5