Op de morgen van de twintigste november van het jaar 1700 werd aan het Stadhuis op de markt een publicatie geplakt. Deze was afkomstig van de Graaf van Leerdam, Prins Willem III. Deze was ook koning van Engeland. Vandaar dat het koningswapen ook boven de publicatie was afgedrukt. De burgers van Leerdam maakten zich al spoedig op om te zien wat voor nieuws er was. En zij die vooraan stonden lazen toen:

NOTIFICATIE EN PLACAAT

Tot veranderinge van den Ouden in den Nieuwen Stijl, binnen Sijne Majesteyts Graefschappen van Buyren, Leerdam en Ysselsteyn.
Sijne Majesteyt van Groot Brittagne, doet hier mede te weten, dat Sijne Majesteyt om goede redenen deselve daer toe moverende, op het exempel van de nabuyrige Provincien, goedtgevonden heeft om in plaetse van den soo genaemden Ouden Stijl, welcke tot dato deses binnen Sijne Majesteyts Steden en Graefschappen van Buyren, Leerdam en Baronnye van Ysselsteyn, is gevolght, sal worden geïntroduceert den soo genaemden Nieuwen Stijl, sullende aanvangh nemen met den eersten December deses jaers seventien hondert, in voegen, dat opgemelten eersten December na den Ouden Stijl vervallende, sal worden geschreven den twaelfden December, en soo vervolgens, ’t welck in alle publique Acten, Prothocollen en Registers, en in alle particuliere Boecken, Geschriften en Handelingen in dier voegen sal werden achtervolght en nageleeft, sullende by nader Placaet verder gereguleert werden het geene door dese veranderinge, soo in het betalen van pachten, Interessen, Uytgangen, en al het geene hier toe relatie mochte hebben, nader gerequirert sal werden. Gedaen tot Kensington den tienden Novemver seventie hondert.

Was geteeckent,
William R.

Onderstondt,
Ter Ordonnantie van Sijne Majesteyt.
Gecontrafiqueert,
J. v. Schuylenburgh.

Met deze publicatie werd de Gregoriaanse kalender in het Graafschap Leerdam ingevoerd. Deze tijdrekening, genoemd naar paus Gregorius XIII, was toen echter al 118 jaar oud. Waarom dit uitstel? Laten we de geschiedenis eens nagaan.

Juliaanse kalender
Onze huidige tijdrekening is in hoofdzaak aan de Romeinse ontleend. Deze Romeinse tijdrekening heeft bij de kalenderhervorming van Gaius Julius Caesar in het jaar 46 v. Chr. zijn definitieve regeling gekregen. Hieraan ontlenen wij heden ten dage nog: het jaarbegin, de verdeling van het jaar in 12 maanden, de namen der manden en het aantal dagen van elke maand.

Als gevolg van de Romeinse overheersing over een groot deel van de toenmaals bekende wereld werd deze kalender algemeen ingevoerd. Weliswaar werd ze in hoofdzaak door de christelijke kerk overgenomen. Maar ten aanzien van de jaaraanduiding vond wel een verandering plaats. Het was de pauselijke archivaris, abt Dionysius Exiguus (overleden pl.m. 540), die de christelijke jaartelling ontwierp, uitgaande van het jaar van Christus’ geboorte. Hij moest voor de paus voor een aantal jaren de paasdatum berekenen en ging er toen van uit dat Christus geboren was in het jaar 754 na de bouw van Rome. Latere geleerden hebben uitgemaakt dat hij zich zes jaar heeft vergist. Maar dat doet nu minder ter zake. Door Dionysius is voor het eerst de aanduiding: “na de vleeswording des Heeren”, het Anna Domini, gebruikt.

Volgens de Juliaanse tijdrekening was de gemiddelde duur van een jaar vastgesteld op 365 dagen en 6 uur. Het zonnejaar is echter 11 minuten en 14 seconden korter. Dit betrekkelijke kleine verschil veroorzaakt evenwel in de loop van vele eeuwen een aanmerkelijke achterstand van de kalender bij de natuur, zodat in de 16e eeuw het lentepunt op 11 in plaats van op 21 maart viel. De volle maan werd gemiddeld 3 dagen te laat aangewezen.

Gregoriaanse kalender
Men kende deze achterstand al jaren, maar wie moest dit veranderen? In 1474 werd de geleerde Regiomontanus door paus Sixtus IV met de verbetering van de kalender belast. Maar de plotselinge dood van deze geleerde belette de verwezenlijking ervan. Een eeuw later werd door paus Gregorius XIII een commissie bijeengeroepen. Deze bestond uit de Bamberger wiskundige Clavius, de Spanjaard Petrus Ciaeonius, de Italiaan Ingnatio Danti en de kardinaal Sietelli. Deze commissie ging akkoord met een kalenderhervorming, zoals deze door de Italiaan Luigi Lilio was opgesteld. Paus Gregorius XIII nam deze hervorming op in zijn bul “Inter gravissime” (dit zijn de beginwoorden ervan), gedateerd 24 februari 1582. De duur van het jaar werd nu vastgesteld op 365 dagen, 5 uren, 49 minuten en 16 seconden. Daar dit echter in de loop der jaren ook nog weer verschil zou opleveren werd een schrikkeljaar van 366 dagen ingevoerd. Om de bestaande achterstand in te lopen werd vastgesteld dat op 4 oktober 1582 direct 15 oktober zou volgen.

Invoering van de Gregoriaanse kalender
In de landen waarvan de bevolking overwegend tot de R.K. kerk behoorde, zoals Italië, Spanje, Portugal, Frankrijk en Lotharingen, volgde men direct de voorschriften van de paus door de kalenderhervorming in te voeren. Het rooms-katholieke gedeelte van Duitsland en de rooms-katholieke kantons van Zwitserland volgden in 1583, Polen in 1587 en Hongarije in 1597.

Maar de landen en landsdelen met een overwegend protestants karakter stoorden zich niet aan de pauselijke bul. Dit is begrijpelijk, omdat men te midden van de godsdienstoorlog leefde. Het vasthouden aan de Juliaanse kalender zal zeker voor een groot deel zijn voortgekomen uit reactie op de invloed van de paus. Daarom zou het nog jaren duren voor de meest invloedrijke landen overgingen. Zo werd in de protestantse staten van Duitsland de nieuwe kalender in 1700 ingevoerd, maar voor het gehele Duitse Rijk werd dit 1776. Ook Denemarken ging in 1700 tot invoering over. Engeland en zijn koloniën volgden in 1752 en Zweden in 1753. Sommige Zwitserse kantons waren in 1701 zover, maar anderen pas na de staatsomwenteling in 1798. Rusland en Griekenland kwamen uiteindelijk na de eerste wereldoorlog in 1918 tot invoering.

Er was niet alleen een verschil in telling der dagen, maar het verschil in tijdrekening was tevens oorzaak van het feit, dat Pasen en de andere daardoor bepaalde veranderlijke kerkelijke feestdagen soms in het ene gebied op andere dagen werden gevierd dan in het andere. Soms vielen ze wel op dezelfde dag, maar verschilden de data.
Overigens geeft deze kalenderachterstand wel iets te zien van de verwarde toestand die was ontstaan door te veel souvereine macht van de gewesten en het ontbreken van een centrale landsregeling.

Blom

Jaargang 12 nr. 3